• IPA: /t͡ɕɪˈtajə/

читая

  1. bijwoordelijk tegenwoordig deelwoord van читать (onvoltooid aspect): al lezend, door te lezen
    «Как они делают свою жизнь интересной? Читая книги.»
    Hoe maken zij hun leven interessant? Door boeken te lezen.