при

  1. (locatief) aan
    «Aan de deur staan.»
    Стоя до вратата.
    «Hij woont aan de haven.»
    Той живее на пристанището.
    «Aan tafel gaan, zitten.»
    Сядам на масата.
  • Latijnse transcriptie: prî


при + locatief

  1. bij, te
  2. in aanwezigheid van
  3. tijdens