enkelvoud meervoud
nominatief бое́ц бойцы́
genitief бойца́ бойцо́в
datief бойцу́ бойца́м
accusatief бойца́ бойцо́в
instrumentalis бойцо́м бойца́ми
locatief бойце́ бойца́х

боец m

  1. krijgsman, soldaat, strijder
    «В 2004 году бойцами внутренних войск на территории Чечни уничтожено 130 тайников с оружием и боеприпасами.»
    In het jaar 2004 werden door de strijders van de binnenlandse strijdkrachten 130 opstandelingen met hun wapens en ammunitie op het grondgebied van Tsjetsjnja vernietigd.
  • Latijnse transcriptie: bojéts