• IPA: /r̝ɛʒɛ/
  • ře·že

řeže

  1. genitief enkelvoud van řež
  2. nominatief meervoud van řež
  3. accusatief meervoud van řež
  4. vocatief meervoud van řež

řeže

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord řezat