• øsen·de
  • Afgeleid van øse met het achtervoegsel -ende met verval van één 'e'.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud øsende mer øsende mest øsende
o enkelvoud øsende
meervoud øsende
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
øsende mer øsende mest øsende

øsende (meestal gebruikt in uitdrukkingen met regn / regnvær)

  1. stromend
    «På sykkeltur i øsende regnvær.»
    Op fietstocht in de stromende regen.
  • øsende regn
stromende regen
  • øsende regnvær
anhoudende regenval

øsende

  1. onvoltooid deelwoord van øse