• 's zo·mers
  • Genitief van de zomer.

's zomers

  1. gedurende de zomer
    • 's Zomers gaan we meestal op vakantie. 
     's Zomers woont Sinterklaas in een groot paleis in Spanje, met al zijn honderd Pieten.[1]
  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 11