been
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- been
Woordherkomst en -opbouw
- [A] erfwoord via Middelnederlands been van Oudnederlands bēn , in de betekenis van ‘onderste lichaamsdeel’ aangetroffen vanaf de 9e eeuw [1] [2] [3] [4] [5]
- [B] van Hebreeuws בֵּן zn (been) [6]
[A 1] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | been | benen |
verkleinwoord | beentje | beentjes |
A 2] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | been | beenderen |
verkleinwoord | beentje | beentjes[ |
Zelfstandig naamwoord
[A] het been o
- (anatomie) ledemaat waarop wordt gestaan en waarmee wordt gelopen, meestal specifiek met betrekking tot het menselijk lichaam
- Een mens heeft twee benen terwijl een hond vier poten heeft.
- ▸ Na het nemen van de afslag ziet de weg naar boven er nog even mild uit, maar dan begint het asfalt al snel te welven. Er is minder dan een handvol haarspeldbochten, maar de hellingsgraden slopen de eerste reserves uit de benen.[7]
- (anatomie) bot, zelfstandig onderdeel van een geraamte
- Een volwassen mens heeft ongeveer 200 beenderen.
- (anatomie) stof waaruit benen/botten bestaan
- Been is hard door het kalk wat erin zit.
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1. ledemaat waarop wordt gestaan en waarmee wordt gelopen
|
|
3. stof waaruit benen/botten bestaan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
benen |
[A] been
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van benen
- Ik been.
- gebiedende wijs van benen
- Been!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van benen
- Been je?
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | been | baniem |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
[B] de been m
- (Jiddisch-Hebreeuws) zoon (alleen in onderstaande verbindingen)
Schrijfwijzen
Typische woordcombinaties
Gangbaarheid
- Het woord been staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "been" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[9] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ been op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "been" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Weblink bron Rob Gollin“De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
- ↑ Weblink bron “Bekijk het schilderij van Pieter Brueghel uit 1559” op www.literatuurgeschiedenis.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Middelnederlands
Zelfstandig naamwoord
been
- been; ledemaat waarop wordt gestaan en waarmee wordt gelopen
- bot, been; zelfstandig onderdeel van een geraamte
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
been