Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • juk·been
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jukbeen jukbeenderen
jukbenen
verkleinwoord jukbeentje jukbeentjes

Zelfstandig naamwoord

het jukbeeno

  1. (anatomie) één van de beenderen van de schedel (os zygomaticum)
    • Het jukbeen was onbeschadigd gebleven. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be