stuitbeen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stuit·been
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van stuit en been [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stuitbeen | stuitbenen stuitbeenderen |
verkleinwoord | stuitbeentje | stuitbeentjes |
Zelfstandig naamwoord
het stuitbeen o
- (anatomie) onderste deel van de ruggengraat, de laatste vier vergroeide ruggenwervels
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. onderste deel van de ruggengraat, de laatste vier vergroeide ruggenwervels
Gangbaarheid
- Het woord stuitbeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stuitbeen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be