wandbeen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wand·been
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wand en been
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wandbeen | wandbeenderen wandbenen |
verkleinwoord | wandbeentje | wandbeentjes |
Zelfstandig naamwoord
het wandbeen o (zie afbeelding: regio tmp)
- (anatomie) één van de beenderen van de schedel
- Op de afbeelding was het wandbeen duidelijk te zien.
Synoniemen
- (wetenschappelijk) os parietale
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. één van de beenderen van de schedel
Gangbaarheid
- Het woord wandbeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wandbeen" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be