Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lang·been
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord langbeen langbenen
verkleinwoord langbeentje langbeentjes

Zelfstandig naamwoord

de langbeenm

  1. een ooievaar
    • Een langbeen wacht vaak lang totdat er vis langskomt. 
  2. een persoon met lange benen
    • De langbeen was in totaal twee meter lang. 

Gangbaarheid