• zwoel·te
  • afgeleid van zwoel met het achtervoegsel -te
enkelvoud meervoud
naamwoord zwoelte zwoelten
zwoeltes
verkleinwoord - -

de zwoeltev

  1. onaangenaam broeierige warmte
    • De zwoelte van de avond contrasteert met de koelte van de ochtend. 
90 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be