Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwie·rig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwierigheid zwierigheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zwierigheidv

  1. het zich elegant voorbewegen
    • Een zekere zwierigheid kan hem niet ontzegd worden. 


Gangbaarheid