Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwel op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opzwellen

zwel op

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opzwellen
    • Ik zwel op. 
  2. gebiedende wijs van opzwellen
    • Zwel op! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opzwellen
    • Zwel je op? 


Gangbaarheid