Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwart·jan·nen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de zwartjannenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zwartjan
     De notaris spreekt steeds over „zwartjes" en die „zwartjannen" al zegt hij er een keer toch nog bij dat dat „misschien wat oneerbiedig is".[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Jan Joost Lindner
    Op vakantie in Zuid-Afrika : „Een vreemde combinatie: ballonvaren notaris zijn” in: De Volkskrant  , jrg. (30 april 1966), NV De Volkskrant, 's-Hertogenbosch, p. 25 kol. 2