• zou
vervoeging van
zullen

zou

  1. enkelvoud verleden tijd van zullen
    • Ik zou. 
    • Jij zou. 
    • Hij, zij, het zou. 
     Dit zou toch niet mijn laatste nacht op aarde worden? Met zeven andere hikers zou ik de nacht in deze piepkleine ruimte van drie bij drie meter moeten doorbrengen.[1]
     Waar tot een paar jaar terug nog gekeken werd naar Tesla voor de grote innovaties, lijkt de blik nu te zijn gericht naar China. Eerdere zorgen over dat China de data van de auto's zou gebruiken, lijken voor veel consumenten naar de achtergrond te zijn verdwenen.[2]
95 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 24 april 2025 Weblink bron
    Aïda Brands
    “Chinese elektrische auto's booming in Europa ondanks heffingen” (24 april 2025), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be