zoette
- Geluid: zoette (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzutə / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈzu.tə/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈzu.tə/
- (Limburg): /ˈzu.də/
- zoet·te
vervoeging van |
---|
zoeten |
zoette
- enkelvoud verleden tijd van zoeten
- Ik zoette.
- Jij zoette.
- Hij, zij, het zoette.
- Ik zoette.
- Het woord zoette staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zoette" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be