• zingt voor
vervoeging van
voorzingen

zingt (...) voor

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorzingen
    • Jij zingt voor. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorzingen
    • Hij zingt voor. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorzingen
    • Zingt voor!