Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ze·kert

Werkwoord

vervoeging van
zekeren

zekert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zekeren
    • Jij zekert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zekeren
    • Hij zekert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zekeren
    • Zekert!