Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeil aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanzeilen

zeil (...) aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzeilen
    • Ik zeil aan. 
  2. gebiedende wijs van aanzeilen
    • Zeil aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzeilen
    • Zeil je aan? 

Gangbaarheid