• ze·den·kun·di·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord zedenkundige zedenkundigen
verkleinwoord - -

de zedenkundigem

  1. (beroep) iemand die zich met zedenkunde bezighoudt
    • Hij is eerder een schurk dan een zedenkundige te noemen. 

zedenkundige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van zedenkundig