Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zakt aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanzakken

zakt (...) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzakken
    • Jij zakt aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzakken
    • Hij zakt aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanzakken
    • Zakt aan! 

Gangbaarheid