• zak uit
vervoeging van
uitzakken

zak uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzakken
    • Ik zak uit. 
  2. gebiedende wijs van uitzakken
    • Zak uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzakken
    • Zak je uit?