Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wipt bin·nen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
binnenwippen

wipt (...) binnen

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenwippen
    • Jij wipt binnen. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenwippen
    • Hij wipt binnen. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van binnenwippen
    • Wipt binnen! 

Gangbaarheid