win af
- win af
vervoeging van |
---|
afwinnen |
win (...) af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afwinnen
- Ik win af.
- gebiedende wijs van afwinnen
- Win af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afwinnen
- Win je af?
- Het woord 'win af' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.