• accusatief van who.

whom?

  1. (verouderd) wie, (wien)?
    «Whom did you see?»
    Wie heb je gezien?

whom

  1. (verouderd) die, (dien)
    «This is the man whom I saw.»
    Dit is de man die ik gezien heb.
  • Het gebruik van deze vorm na voorzetsels "to whom. with whom" enz. is wat minder verouderd, maar het gebruik ervan is vooral een teken van een goede educatie, ongeveer zoals het gebruik en hun en hen in het Nederlands. In gewone spreektaal wordt het woord zelden of nooit meer gehoord.