• whizz·kid
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘jongere die uitblinkt, vooral met computers’ voor het eerst aangetroffen in 1989 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord whizzkid whizzkids
verkleinwoord - -

de whizzkidm

  1. een kind dat erg gedreven is in het werken met de computer
    • Hij was al op tienjarige leeftijd een whizzkid. 
86 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[2]