Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·te te·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
tegenwerken

werkte tegen

  1. enkelvoud verleden tijd van tegenwerken
    • Ik werkte tegen. 
    • Jij werkte tegen. 
    • Hij, zij, het werkte tegen. 


Gangbaarheid