werkte op
- werk·te op
vervoeging van |
---|
opwerken |
werkte op
- enkelvoud verleden tijd van opwerken
- Ik werkte op.
- Jij werkte op.
- Hij, zij, het werkte op.
- Ik werkte op.
- Het woord werkte op staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.