• wei·ger·ach·tig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord weigerachtigheid weigerachtigheden
verkleinwoord

de weigerachtigheidv

  1. het niet bereid zijn om tot handelen over te gaan
     Haar felle reactie wilde zeggen dat ze niet bereid was het nogal evidente sekseverschil tussen ons te erkennen, althans weigerde erin te berusten, al moest ze haar weigerachtigheid met evenveel pijn bekopen als ik.[1]
     "De weigerachtigheid om knopen door te hakken heeft het vertrouwen van de zakenwereld geschokt", zei Johnson. Hij voegde eraan toe dat hij Brussel heeft laten weten een nieuwe en betere deal te willen, maar dat hij ook bereid is tot een afscheiding zonder afspraken met de EU. "In dat geval hebben we 39 miljard pond extra", zei hij, doelend op de betalingsverplichtingen aan de EU.[2]



  1. Péter Nádas
    “Het boek der herinneringen” (1986), Athenaeum - Polak & Van Gennep  , ISBN 9055154407
  2.   Weblink bron “Johnson beëdigd als premier: 'Geen mitsen en maren, brexit op 31 oktober'” (Woensdag 24 juli 2019, 17:30), NOS