wanhoper
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wan·ho·per
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van wanhopen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wanhoper | wanhopers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de wanhoper m
- iemand die denkt dat de zaken niet meer ten goede kunnen keren