waak
- Geluid: waak (hulp, bestand)
- IPA: / wak / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /ʋak/
- (Vlaanderen, Brabant): /β̞ak/
- (Limburg): /wak/
- waak
vervoeging van |
---|
waken |
waak
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waken
- Ik waak.
- gebiedende wijs van waken
- Waak!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waken
- Waak je?
- Het woord waak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waak" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be