Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vro·lijk·ten op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opvrolijken

vrolijkten (…) op

  1. meervoud verleden tijd van opvrolijken
    • Wij vrolijkten op. 
    • Jullie vrolijkten op. 
    • Zij vrolijkten op. 

Gangbaarheid