• vro·lijkt op
vervoeging van
opvrolijken

vrolijkt (…) op

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvrolijken
    • Jij vrolijkt op. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvrolijken
    • Hij vrolijkt op. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van opvrolijken
    • Vrolijkt op!