vroemen
- vroe·men
vroemen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vroemen |
vroemde |
gevroemd |
zwak -d | volledig |
- inergatief (verkeer) met grote snelheid en veel lawaai in een auto rijden
- ▸ De elektrische auto is vol in de publiciteit. De een zweert erbij, de ander weet het nog net zo niet. KempenEnergie organiseert daarom op zaterdag 2 november het evenement “Niet vroemen, maar zoemen”, waarbij iedereen kennis kan maken met elektrische auto’s.[1]
- Het woord vroemen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Niet vroemen, maar zoemen!” (2 november 2019), DBNL