• vroe·men
  • afleiding van vroem met het achtervoegsel -en

vroemen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vroemen
vroemde
gevroemd
zwak -d volledig
  1. inergatief (verkeer) met grote snelheid en veel lawaai in een auto rijden
     De elektrische auto is vol in de publiciteit. De een zweert erbij, de ander weet het nog net zo niet. KempenEnergie organiseert daarom op zaterdag 2 november het evenement “Niet vroemen, maar zoemen”, waarbij iedereen kennis kan maken met elektrische auto’s.[1]
  1.   Weblink bron “Niet vroemen, maar zoemen!” (2 november 2019), DBNL