Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vous·voy·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vousvoyeren
vousvoyeerde
gevousvoyeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

vousvoyeren

  1. wederkerig elkaar met "u" aanspreken
    • Ze werken samen aan verscheidene opdrachten en lijken een nauwe band te hebben, ook al blijven ze elkaar vousvoyeren en komen ze nooit bij elkaar thuis.[1] 

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen