Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vo·tief·kaars·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het votiefkaarsjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord votiefkaars
     Door de donkere stad ging ik terug naar de kapel. Daar brandde een votiefkaarsje bij het graf van Valentines voorvader.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Katherine Neville (vert. Marjolein van Velzen)
    De Acht”   (2014), Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam, ISBN 9789024531950, hfst. Een pion rukt op