Twee votiefkaarsen in het Redemptoristenklooster te Wittem
  • vo·tief·kaar·sen

de votiefkaarsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord votiefkaars
     Het hier besproken ritueel kan ook in verband gebracht worden met de in de Middeleeuwen veel voorkomende votiefkaarsen. Zoals bekend werden kaarsen gemaakt van dezelfde lengte als de gestalte van een zieke of van het zieke lichaamsdeel.[1]
  1.   Weblink bron
    Willy L. Braekman
    “Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied.” (1997), Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent, ISBN 907247421X, p. 279