Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vor·der·de in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
invorderen

vorderde (…) in

  1. enkelvoud verleden tijd van invorderen
    • Ik vorderde in. 
    • Jij vorderde in. 
    • Hij, zij, het vorderde in. 

Gangbaarheid