• voor·kwam
vervoeging van
voorkomen

voorkwam

  1. enkelvoud verleden tijd van voorkomen
    • Ik voorkwam. 
    • Jij voorkwam. 
    • Hij, zij, het voorkwam. 
     De Deense Appels hadden de offensieve stap gemaakt naar een soort criminaliteit dat voor zover men wist niet voorkwam in Zweden.[1]
vervoeging van
voorkomen

voorkwam

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorkomen
    • ... dat ik voorkwam. 
    • ... dat jij voorkwam. 
    • ... dat hij, zij, het voorkwam. 
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149