• vlie·gen·po·ten

de vliegenpotenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vliegenpoot
    • Kolonel Richard thoe Water ontwaakt allerschrikverwekkendst uit zijn strategische en tactische sluimeringen, zet zijn gouden knijpbril op, en geeft op strenge toon te kennen, dat Willem niet liegen mag, niet bedriegen mag, niet veinzen, draaien, krom door zee gaan mag, (…) en nog minder laat opstaan, vroeg opstaan, op 't dak klimmen, zijn kleren scheuren, vogels vangen, katten meppen, zout op slakken strooien, duiven martelen, vliegenpoten uittrekken, pissebedden roosteren, (…). [1]