Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlieg aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanvliegen

vlieg aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvliegen
    • Ik vlieg aan. 
  2. gebiedende wijs van aanvliegen
    • Vlieg aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvliegen
    • Vlieg je aan? 


Gangbaarheid