Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlek·ke·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vlekkeloosheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vlekkeloosheidv

  1. het vlekkeloos zijn
    • De vlekkeloosheid van zijn verleden maakte hem een goede kandidaat minister van Justitie. 

Gangbaarheid