• vlees·soep·je

het vleessoepjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord vleessoep
     Ha, wat een kost'lijk vleessoepje![1]
  1.   Weblink bron
    fam. W. te R.
    Limerick (advertentie) in: Het Joodsche weekblad  , jrg. 2 nr. 10 (12 juni 1942), Joodschen Raad voor Amsterdam, p. 8 kol. 2/3