vleessoepje
- Geluid: vleessoepje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvlesupjə / (3 lettergrepen)
- vlees·soep·je
het vleessoepje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord vleessoep
- ▸ Ha, wat een kost'lijk vleessoepje![1]
- Het woord 'vleessoepje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron fam. W. te R.Limerick (advertentie) in: Het Joodsche weekblad , jrg. 2 nr. 10 (12 juni 1942), Joodschen Raad voor Amsterdam, p. 8 kol. 2/3