vlarden
- vlar·den
de vlarden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord vlard
- ▸ Twee gierwagens kwamen opeens over de es aanrijden. Zij spoten hun inhoud over de daar geposteerde agenten die drijfnat en stinkend afdropen, om vervolgens de afzetting aan vlarden te trekken.[1]
- Het woord 'vlarden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Brandbom op dak van tent in: Tubantia, jrg. 100 nr. 301 (21 december 1971), Van der Loeff, Enschede, p. 7 kol. 5