Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlag·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afvlaggen

vlagden (...) af

  1. meervoud verleden tijd van afvlaggen
    • Wij vlagden af. 
    • Jullie vlagden af. 
    • Zij vlagden af. 

Gangbaarheid