Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·rus·epi·de·mie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord virusepidemie virusepidemieën
virusepidemies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de virusepidemiev

  1. (medisch) een epidemie waarbij een virus zich snel verspreidt onder een grote groep van mensen
    • De virusepidemie zorgde van duizenden doden. 
Hyponiemen