vierhonderdjarige

  • vier·hon·derd·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

vierhonderdjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van vierhonderdjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een vierhonderdjarige periode zonder uitbarstingen.