• ver·zwen·de·len

verzwendelen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verzwendelen
verzwendelde
verzwendeld
zwak -d volledig
  1. iets verliezen of vernietigen door oneerlijke of zelfs misdadige handel
    • Las van het weekend dat in Spanje een internationale illegale blauwvintonijnhandel is ontmanteld. Het gore tuig verdiende een fortuin door jaarlijks 2,5 miljoen kilo tonijn te verzwendelen. 2,5 miljoen kilo! Als mijn tonijn vijftig kilo weegt, mag ik sterven. [1] 
    • In 1966 waren Cornelis Verolme en de voormalige schroothandelaar Louis Worms al bezig om regeringsgaranties voor 300 miljoen los te peuteren om tankers aan de corrupte generaal Ibnu Sutowo te verzwendelen. [2] 


  1. NRC Mohammed Benzakour 25 oktober 2018 Dobberplaag
  2. (2006)–Willem Oltmans Memoires 1975-1976