• ver·zuch·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verzuchten
verzuchtte
verzucht
zwak -t volledig

verzuchten

  1. inergatief op een klagende, berustende toon uitspreken
    • 'Het is me wat', verzuchtte hij. 
     ‘Misschien is het nu wel uit’, verzuchtte hij.[1]
  2. inergatief op een smachtende toon uitspreken
    • 'God, wat geweldig', verzucht ze. 
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be